87. O mijn zonen! Ga en informeer over Yoesoef en zijn broeder en geef nooit de hoop over Allah Zijn genade op. Voorzeker, niemand wanhoopt aan Allah Zijn (verlichtende) genade behalve de mensen die niet geloven.”
88. Toen zij toen bij hem (Yoesoef) kwamen, zeiden zij: “O heerser van het land. Wij en onze familie zijn door moeilijke tijd getroffen, en wij hebben maar een klein kapitaal meegebracht, geef ons dus de volle maat en geef ons liefdadigheid. Waarlijk, Allah beloont de liefdadigheid.”
90. Zij zeiden: “Ben jij werkelijk Yoesoef?” Hij zei: “Ik ben Yoesoef en dit is mijn broertje. Allah is ons zeker genadig geweest. Waarlijk, degene die Allah vreest met gehoorzaamheid aan Hem en geduldig is, dan zeker, Allah zorgt ervoor dat de beloning van de weldoeners niet verloren gaat.”