70. Toen hij hen nog verder bevoorraad had, legde hij de schaal in de tas van zijn broertje en toen riep iemand: “O, jullie van de karavaan! Jullie zijn zeker dieven!”
75. Zij zeiden: “De straf zou zijn dat degene in wiens tas het gevonden wordt vast moet worden gehouden voor de straf. Dus wij straffen de onrechtvaardigen."
76. Dus hij (Yoesoef) begon tas voor tas van zijn broeders (te doorzoeken). Toen nam hij het uit de tas van zijn broertje. Zo hebben Wij het voor Yoesoef gepland. Hij kon zijn broertje niet door de wet van de koning te eigenen, tenzij Allah het gewild had. Wij verheffen degenen die Wij willen in rang maar over allen die met kennis begiftigd zijn is de Alwetende.
77. Zij zeiden (de broeders van Yoesoef): “Als hij heeft gestolen, dan zal zijn broer hiervoor ook gestolen hebben.” Maar deze zaken hield Yoesoef voor zichzelf, en onthulde de geheimen niet voor hen. Hij zei: “Jullie hebben de slechtste plaats en Allah kent van wat jullie beweren de waarheid het beste."
78. Zij zeiden: “O Heerser van het land! Waarlijk, hij heeft een oude vader; neem dus één van ons in zijn plaats. Voorwaar, wij denken dat u één van de weldoeners bent."