ការបកប្រែអត្ថន័យគួរអាន - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ

លេខ​ទំព័រ:close

external-link copy
24 : 5

قَالُواْ يَٰمُوسَىٰٓ إِنَّا لَن نَّدۡخُلَهَآ أَبَدٗا مَّا دَامُواْ فِيهَا فَٱذۡهَبۡ أَنتَ وَرَبُّكَ فَقَٰتِلَآ إِنَّا هَٰهُنَا قَٰعِدُونَ

24. Zij zeiden: “O Moesa! Wij zullen nooit naar binnen gaan, zolang zij daar zijn. Gaan jullie dan en jullie Heer en vecht allebei, wij blijven hier zitten.” info
التفاسير:

external-link copy
25 : 5

قَالَ رَبِّ إِنِّي لَآ أَمۡلِكُ إِلَّا نَفۡسِي وَأَخِيۖ فَٱفۡرُقۡ بَيۡنَنَا وَبَيۡنَ ٱلۡقَوۡمِ ٱلۡفَٰسِقِينَ

25. Hij zei: “O mijn Heer! Ik heb slechts macht over mijzelf en mijn broeder, scheidt ons dus van de mensen die ver zijn!” info
التفاسير:

external-link copy
26 : 5

قَالَ فَإِنَّهَا مُحَرَّمَةٌ عَلَيۡهِمۡۛ أَرۡبَعِينَ سَنَةٗۛ يَتِيهُونَ فِي ٱلۡأَرۡضِۚ فَلَا تَأۡسَ عَلَى ٱلۡقَوۡمِ ٱلۡفَٰسِقِينَ

26. (Allah) zei: “Daarom is het (dit Heilige land voor hen voor veertig jaar) verboden; in verwarring zullen zij door het land trekken. Heb geen medelijden met de mensen die verdorven zijn." info
التفاسير:

external-link copy
27 : 5

۞ وَٱتۡلُ عَلَيۡهِمۡ نَبَأَ ٱبۡنَيۡ ءَادَمَ بِٱلۡحَقِّ إِذۡ قَرَّبَا قُرۡبَانٗا فَتُقُبِّلَ مِنۡ أَحَدِهِمَا وَلَمۡ يُتَقَبَّلۡ مِنَ ٱلۡأٓخَرِ قَالَ لَأَقۡتُلَنَّكَۖ قَالَ إِنَّمَا يَتَقَبَّلُ ٱللَّهُ مِنَ ٱلۡمُتَّقِينَ

27. En reciteer voor hen in waarheid het verhaal van de twee zonen van Adam, toen ieder een offer (aan Allah) bracht. Van één werd het geaccepteerd maar niet van de ander. De laatste zei tegen de eerste: “Ik zal jou zeker doden." De eerste zei: “Waarlijk, Allah accepteert slechts van degenen die godvrezend zijn. info
التفاسير:

external-link copy
28 : 5

لَئِنۢ بَسَطتَ إِلَيَّ يَدَكَ لِتَقۡتُلَنِي مَآ أَنَا۠ بِبَاسِطٖ يَدِيَ إِلَيۡكَ لِأَقۡتُلَكَۖ إِنِّيٓ أَخَافُ ٱللَّهَ رَبَّ ٱلۡعَٰلَمِينَ

28. Als je je hand tegen mij opheft om mij te doden, zal ik nooit mijn hand tegen jou opheffen om je te doden, want ik vrees Allah, de Heer van de wereldwezens. info
التفاسير:

external-link copy
29 : 5

إِنِّيٓ أُرِيدُ أَن تَبُوٓأَ بِإِثۡمِي وَإِثۡمِكَ فَتَكُونَ مِنۡ أَصۡحَٰبِ ٱلنَّارِۚ وَذَٰلِكَ جَزَٰٓؤُاْ ٱلظَّٰلِمِينَ

29. Waarlijk, mijn bedoeling is het om mijn zonden op jou te laten overgaan evenals de jouwe, zodat jij één van de bewoners van het vuur wordt, en dat is de vergoeding voor de onrechtvaardigen." info
التفاسير:

external-link copy
30 : 5

فَطَوَّعَتۡ لَهُۥ نَفۡسُهُۥ قَتۡلَ أَخِيهِ فَقَتَلَهُۥ فَأَصۡبَحَ مِنَ ٱلۡخَٰسِرِينَ

30. Dus liet zijn slechte ego (nafs) de ander hem aanmoedigen en liet de moord op zijn broeder hem eerlijk lijken; hij vermoordde hem en werd één van de verliezers. info
التفاسير:

external-link copy
31 : 5

فَبَعَثَ ٱللَّهُ غُرَابٗا يَبۡحَثُ فِي ٱلۡأَرۡضِ لِيُرِيَهُۥ كَيۡفَ يُوَٰرِي سَوۡءَةَ أَخِيهِۚ قَالَ يَٰوَيۡلَتَىٰٓ أَعَجَزۡتُ أَنۡ أَكُونَ مِثۡلَ هَٰذَا ٱلۡغُرَابِ فَأُوَٰرِيَ سَوۡءَةَ أَخِيۖ فَأَصۡبَحَ مِنَ ٱلنَّٰدِمِينَ

31. En nadat (Qaabil geen raad wist met het lijk van Haabil) stuurde Allah een raaf die (met zijn poten en snavel een gat) in de grond groef om hem te tonen hoe hij het dode lichaam van zijn broeder (en zijn wandaad) moest verbergen. (Qaabil) zei: “Wee mij! Ben ik zelfs niet in staat om het dode lichaam van mijn broeder te verbergen, zoals deze kraai (met zijn dode broeder heeft gedaan)?” Daarop behoorde hij tot degenen die spijt hadden (door berouw te tonen). info
التفاسير: