Fassarar Ma'anonin Alqura'ni - Fassarar Holand - Cibiyar fassara ta Ruwwad

Marjam

external-link copy
1 : 19

كٓهيعٓصٓ

1. Kaf, Ha, Ya, Ain, Sad.[1] info

[1] Bekijk de voetnoten van vers 1 van Soera Al-Baqarah.

التفاسير:

external-link copy
2 : 19

ذِكۡرُ رَحۡمَتِ رَبِّكَ عَبۡدَهُۥ زَكَرِيَّآ

2. (Dit is) een herinnering van genade van jouw Heer aan Zijn dienaar Zakariyyaa. info
التفاسير:

external-link copy
3 : 19

إِذۡ نَادَىٰ رَبَّهُۥ نِدَآءً خَفِيّٗا

3. Toen hij zijn Heer riep – een roep in stilte. info
التفاسير:

external-link copy
4 : 19

قَالَ رَبِّ إِنِّي وَهَنَ ٱلۡعَظۡمُ مِنِّي وَٱشۡتَعَلَ ٱلرَّأۡسُ شَيۡبٗا وَلَمۡ أَكُنۢ بِدُعَآئِكَ رَبِّ شَقِيّٗا

4. (Zakariyya) zei: “Mijn Heer! (door ouderdom) zijn mijn botten zwak (en broos) geworden en (bewijs hiervoor is) het grijs haar dat zich over mijn hoofd heeft uitgespreid. En nooit ben ik ongezegend geweest in mijn aanroepingen tot U, o mijn Heer! info
التفاسير:

external-link copy
5 : 19

وَإِنِّي خِفۡتُ ٱلۡمَوَٰلِيَ مِن وَرَآءِي وَكَانَتِ ٱمۡرَأَتِي عَاقِرٗا فَهَبۡ لِي مِن لَّدُنكَ وَلِيّٗا

5. En Waarlijk! Ik vrees voor het nageslacht na mij want mijn vrouw is onvruchtbaar. Dus geef mij van Uzelf een erfgenaam. info
التفاسير:

external-link copy
6 : 19

يَرِثُنِي وَيَرِثُ مِنۡ ءَالِ يَعۡقُوبَۖ وَٱجۡعَلۡهُ رَبِّ رَضِيّٗا

6. Wie zal mij beërven (in kennis en profeetschap) en (ook) het nageslacht van Yacoeb beërven. En maak hem, mijn Heer, iemand waar U tevreden mee bent. info
التفاسير:

external-link copy
7 : 19

يَٰزَكَرِيَّآ إِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلَٰمٍ ٱسۡمُهُۥ يَحۡيَىٰ لَمۡ نَجۡعَل لَّهُۥ مِن قَبۡلُ سَمِيّٗا

7. “O Zakariyyaa Waarlijk, Wij geven jou het goede nieuws van een zoon, zijn naam zal Jahya zijn. Wij hebben deze naam aan geen voor (hem) gegeven.” info
التفاسير:

external-link copy
8 : 19

قَالَ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَٰمٞ وَكَانَتِ ٱمۡرَأَتِي عَاقِرٗا وَقَدۡ بَلَغۡتُ مِنَ ٱلۡكِبَرِ عِتِيّٗا

8. Hij zei: “Mijn Heer! Hoe kan ik een zoon krijgen als mijn vrouw onvruchtbaar is en ik al een bijzonder hoge leeftijd heb behaald.” info
التفاسير:

external-link copy
9 : 19

قَالَ كَذَٰلِكَ قَالَ رَبُّكَ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٞ وَقَدۡ خَلَقۡتُكَ مِن قَبۡلُ وَلَمۡ تَكُ شَيۡـٔٗا

9. Hij zei: “Zo (zal het zijn). Jouw Heer zegt: “Het is gemakkelijk voor Mij. Zeker, Ik heb jou eerder geschapen, toen je niets was!” info
التفاسير:

external-link copy
10 : 19

قَالَ رَبِّ ٱجۡعَل لِّيٓ ءَايَةٗۖ قَالَ ءَايَتُكَ أَلَّا تُكَلِّمَ ٱلنَّاسَ ثَلَٰثَ لَيَالٖ سَوِيّٗا

10. Zakariyyaa zei: “Mijn Heer! Geef mij een teken.” Hij zei: “Jouw teken is dat je gedurende drie nachten niet tegen de mensheid zal spreken, hoewel jij geen lichamelijk gebrek hebt.” info
التفاسير:

external-link copy
11 : 19

فَخَرَجَ عَلَىٰ قَوۡمِهِۦ مِنَ ٱلۡمِحۡرَابِ فَأَوۡحَىٰٓ إِلَيۡهِمۡ أَن سَبِّحُواْ بُكۡرَةٗ وَعَشِيّٗا

11. Toen kwam hij van zijn gebedsruimte naar buiten, hij vertelde tot zijn volk door middel van tekens Allah lofprijzingen in de ochtend en de namiddag te verheerlijken. info
التفاسير: