148. Allah houdt er niet van dat het kwaad in het openbaar uitgesproken wordt, behalve door hem die onrecht is aangedaan. En Allah is altijd Alhorend, Alwetend.
149. Als jullie (de mensheid) een goede daad bekend maken of het verbergen of iets kwaads vergeven, waarlijk, Allah is altijd Vaak-Vergevend, de Almachtige.
150. Waarlijk, degenen die niet in Allah geloven en Zijn boodschapper en een onderscheid wensen te maken tussen Allah en Zijn boodschappers zeggende: “Wij geloven in een paar en verwerpen anderen” en wij zoeken een middenweg.
152. En (voor) degenen die in Allah en Zijn boodschappers geloven en geen onderscheid tussen hen maken, zullen Wij hen hun beloning geven, en Allah is de Altijd Vaak-vergevende, de Genadevolle.
153. De mensen van het boek vragen jou voor hen uit de hemel een boek neer te laten dalen. Voorwaar, Moesa hebben zij zelfs om iets groters dan dat gevraagd, toen zij zeiden: “Laat ons Allah zien,” maar zij werden met donder en bliksem voor hun slechtheid geslagen. Daarna aanbaden zij het kalf, zelfs nadat duidelijke bewijzen en tekenen tot hen gekomen waren. Zelfs toen vergaven Wij hen; en gaven Moesa een duidelijk bewijs van gezag.
154. En voor hun verbond lieten Wij voor hen een berg verrijzen, Wij zeiden: “Ga de poort nederig buigend binnen.” En Wij bevalen hen: “Verbreek de sabbat niet. En Wij hebben van hen een duidelijk verbond afgenomen.