31. Dus toen zij over haar beschuldiging hoorde, liet zij hen komen en had een banket voor hen voorbereid; zij gaf ieder van hen een mes en zij zei: “Kom voor hen naar buiten.” Toen zij hem zagen, waren zij verrukt en sneden in hun handen. Zij zeiden: “Hoe volmaakt is Allah. Geen man is zoals hij. Dit is niets anders dan een edele engel!”